DES SWALMEN; GETROUWD MET DE VIERDE KLASSE
Door Bert Heijnen.
Zondagmiddag halfdrie. Ik ben nog één keer teruggegaan naar de plek waar ik als jochie zoveel zondagmiddagen doorbracht. Ik wilde nog één keer plaatsnemen op die ongeveer negentig meter lange houten bank, die diende als tribune en waar we bij slecht weer op gingen staan in plaats van zitten.
Terug naar het voormalige voetbalveld van DES, een naam die duizendmaal aangenamer klinkt dan het moderne V.V. Swalmen. Tot 1966 kraaide DES victorie naast het zwembad, al viel het met die victorie behoorlijk tegen. De verhalen die in het clublokaal van Thijs en Wilma langs de Rijksweg werden gekraaid, waren ongetwijfeld sterker dan de prestaties op het veld. ‘Wij’, zoals fans hun club omarmen, waren getrouwd met de vierde klasse. Veelal de 4e klasse F. Enkele seizoenen werd de derde klasse behaald en één keer overtroffen we onszelf. 1982; dat moet het tijdperk van Huub Nieskens zijn geweest. Eén topschutter was voldoende om bovenaan te eindigen. Want als je meer doelpunten maakt dan je tegenstander, win je altijd, zou Cruijff zeggen.
DE OUDE KLEEDLOKALEN
Het voormalige voetbalterrein is opgedeeld in een grindveld met daarnaast een grasveld en achteraan nog een voetbalveld. Een hoog hek dwingt om me via de zijkant door het bos naar achteren te wurmen tot ik vol bewondering naar het oude kleedlokaal staar. Het is nog volledig intact. In gedachten hoor ik de scheldkanonnades na afloop van weer een verloren wedstrijd. Het gejammer op de ‘scheids’ die tussen de twee kleedlokalen zijn eigen beperkte ruimte had. Zijn hokje, net zo klein als het iele raampje dat aan de achterkant voor enig daglicht moest zorgen. Ik zie de symboliek met de biechtstoel. Hier kon de ‘scheids’ na afloop in eenzaamheid zijn zonden belijden, terwijl van de ene kant het tieren en vloeken en van de andere kant de vreugdekreten zijn ruimte binnendrongen. De ‘scheids’ deed het altijd maar voor één partij goed.
Het glas van het raampje is stuk. De kunststof gevel vervuild en het golfplaten dak belegd met bladeren. De aanblik valt me echter mee, na zoveel jaren bruut natuurgeweld te hebben doorstaan, daarbij enigszins beschermd door de lange armen van de bomen.
DE ‘SCHEIDS’
Het stalen toegangspoortje is vergrendeld met een zwaar hangslot. Ik realiseer me dat de huidige gebruikers van het veld zich tussen hetzelfde takkengewoel door een weg moeten banen om het veld te bereiken. Geen ontvangstboog die je een hartelijk welkom heet, maar een stiekem binnendringen om heimelijk een potje te voetballen, alsof niemand het mag weten.
Ik leun tegen het hek en in mijn fantasie dring ik door de wanden het kleedlokaal binnen en zie op de smalle banken ‘onze vedetten van weleer’ zitten. Ik hoor die zware stem van de microfonist die via een nauwelijks verstaanbare geluidinstallatie de elftallen voorstelt.
TRUUS VAN TANTE AN
In doel Har Alers, een stoere bonkige maar voor Swalmer begrippen goede doelman. Later werd dat good old Frits Ramakers. Back Wijnands, zijn voornaam is door de tijd verwaaid. Stopperspil Mart Geraedts, een positie die we in het huidige voetbal niet meer kennen. Hij was getrouwd met Truus van Tante An, waardoor ik hem op zondagavond nog weleens minachtend aankeek omdat hij de spits van de tegenstander had laten lopen.
ONZE VEDETTEN
Zijn broer Sef stond ook in het elftal. Op welke positie wist hij zelf soms niet. Ook de trainer wist niet zo goed wat Sef zijn talenten waren. Hij tjokte op dezelfde nonchalante manier over het veld als Michiel Kramer van Feijenoord. Dan had je Harrie Beurskens, harde werker en zeer gewaardeerd als ‘onze goaltjesdief’. Ook op het middenveld Jan Impelmans, getrouwd met Truus. Truus werkte bij buurman Boekhandel Huismans en had op jonge leeftijd mijn hart gestolen. Jack Pfennings, klein en aalvlug. Mijn enthousiasme werd sterk aangewakkerd wanneer hij behendig langs tegenstanders gleed. Aan de andere kant deed Math Janssen hetzelfde; pingelaar en publiekspeler. Als er tenminste publiek was. Ik besef dat ik generaties door elkaar haal, maar dit zijn wel de mensen die nu nog mijn geheugen vullen.
ROTS IN DE BRANDING
En dan onze midvoor, rots in de branding, bange hoop op miezerige zondagen. Tom Nieskens; spits en gezegend met een onbarmhartig hard schot. Hij moest zorgen dat de rest van de zondag niet in treurnis eindigde. Later opgevolgd door zoon Huub, die naast doelpunten maken ook speelse vedetten neigingen had. Hij zocht de pers, was nadrukkelijk aanwezig ook buiten het veld. Maar ik zie nog hoe hij - ik dacht ik Ospel - Swalmen naar de tweede klasse schoot. Als we ooit Nepomuk op de brug vervangen, weet ik een aansprekend alternatief, al kun je Huub nooit symboliseren met een vinger op de mond.
Maar er is iemand die nog veel meer een standbeeld verdient. Hij was geen speler, wel enorm betrokken. Een allemansvriend, die voor iedereen klaar stond. Ik bewonderde hem om zijn eeuwige lach, altijd vrolijk, altijd wel voor de vereniging in de weer. Piet Hermans, clubicoon. Een man die alles deed en voor wie niets te min of te veel was. Hij was als een vader, terwijl hij dat nooit is geworden.
DIKKE ROOKWOLKEN UIT HET KASSAHOKJE
Ik loop terug naar de weg en probeer me bij de ingang nog een keer het beeld van dat kassahokje voor de geest te halen. Dat mystieke hokje waar we elke veertien dagen stonden met een kwartje zondagsgeld. We zagen enkel een hand uit het luikje schuiven, om het geld naar zich toe te schrapen en ons vervolgens een kaartje toe te schuiven, waar hij eerst een stukje vanaf scheurde. Een ‘heiligdom’ dat kassahokje dat een magische aantrekkingskracht had. Echter meer dan die naar geld reikende hand hebben we nooit van de ‘bewoner’ gezien, want omhuld door dikke rookwolken bleef zijn beeld altijd onzichtbaar. Maar we wisten wel wie hij was………..penningmeester Caspar op den Camp vanne Hoogstraot…..