Of het boek ooit uitkomt? Oprecht, jazeker. Echter zodra het af is zegt steeds dat ‘stemmetje’ in me: het moet anders, ik wil nog dieper graven. Is het wel de moeite waard of is het wel goed genoeg? In de drie boeken die klaarliggen heb ik als het ware m’n leven van me af geschreven. Alle drama’s, alle wendingen, alle wijsheden. Pratende mensen laten zelden het achterste van hun tong zien, omdat ze willen voldoen aan het imago dat ze van zichzelf hebben neergezet. Schrijvende mensen halen juist de mooiste zinnen uit de geheime krochten van hun ziel, omdat ze weten dat ze de woorden op papier altijd kunnen heroverwegen.
Het Vreemde Bed
Misschien ben ik nog niet klaar met schrappen en heb ik daarom nog niks gepubliceerd. Misschien moet ik nog enkele gênedrempels passeren. ‘Het vreemde bed’ gaat over mijn onbewuste heimwee naar Limburg in de jaren dat ik in Brabant woonde. Voor theater Chassé zag ik de truck van Rowwen Hėze staan. En opeens was daar die steek in m’n lijf, die rare pijn die heimwee heet. Hun muziek deed me voor even weer thuis komen. Terug in Limburg raakte ik bevriend met ex-bassist Jan Philipsen die ik mag begeleiden bij zijn boek over de naamgever van de band, de excentrieke Peelbewoner Christiaan (rowwen) Heze.
Klooster
Ik weet als geen ander wat verlies van dierbaren met je doet. Zelf had ik liefst zeven jaar nodig om de dood van mijn eigen vrouw Yvonne een plekje te geven. Ze was nog maar net 26 toen ze overleed aan een hersenbloeding. Ik bleef achter met twee kinderen van 2 en 4 jaar oud. Dan is het meer overleven dan leven. Van m’n vader, die fabrieksarbeider was bij de Globe in Tegelen, leerde ik twee dingen: doorzetten en blijven geloven in jezelf en vertrouwen houden dat uiteindelijk altijd alles goed komt. Ik was aanvankelijk journalist bij dag- en weekbladen, maar wilde niet m’n hele leven achter ongelukken aan zitten of saaie raadsvergaderingen verslaan. En vanwege de twee kleine kinderen wilde ik meer thuis werken. Zo ontstond bureau Bouwtekst en werd ik commercieel schrijver voor tal van grote en kleine bedrijven binnen de bouwwereld. Een no-nonsense wereld die bij me past: afspraak is afspraak en geen woorden maar daden. Als freelancer moet je niet alleen flink aanpoten met schrijven, maar ook zelf de acquisitie doen, netwerken, de baan op. In combinatie met het opvoeden van twee kinderen was dat teveel om ’s avonds nog aan boeken te werken. Dus dompelde ik me twee, drie keer per jaar een paar dagen onder in de stilte van het klooster van Mamelis bij Vaals. Daar vond ik de rust en de ruimte om mijn jongensdroom te verwezenlijken: schrijver worden. Maar ja, wanneer mag je je een échte schrijver noemen? Ik hou van schrijven, ik verdien al m’n hele leven geld met schrijven, ik leef er zelfs van en ik kan niks anders dan schrijven. Dat wist ik al toen ik 15 jaar was. Ik had niet de fysiek om vuilnisman te worden, niet de gladde tong om verkoper te zijn en niet de twee rechter handen voor een carrière als timmerman. Ik wilde maar één ding, schrijven. Inmiddels ben ik decennia verder, een volwassen vent, maar ik herken me nog steeds in de woorden van mijn grote idool Stef Bos, die in het nummer Rue de Moustaph zingt:
‘Ik was negentien jaar
Met de pretentie van een dichter
Die nog niets geschreven heeft
En alleen in zijn verbeelding
Tot de bodem heeft geleefd’.
Het tegenstrijdige in mij is dat ik best wel ijdel ben en blaak van zelfvertrouwen, maar tegelijkertijd niet de arrogantie heb nadrukkelijk op de voorgrond te treden. Nee, omschrijf me niet als een man van ‘bescheidenheid’, dat zijn meteen van die grote woorden. Daar hou ik niet van. Zoals ik ook nooit zal zeggen dat ik talent heb. Wat ik wel durf te beweren is dat ik een broertje dood heb aan poeha, aan dikke nekken, aan decadentie.
De Belgische tv-serie FC de Kampioenen is niet voor niets mijn lievelingsprogramma. Het gaat over vier kerels die weten dat ze gewone Jannen met de korte achternaam zijn. Dat zijn mijn helden in het normaal doen. Waarom wil iedereen toch zo graag iets voorstellen? Waarom wordt alles alleen nog maar in superlatieven uitgedrukt? Alles is vandaag de dag fantááástisch, geweldig, excellent, waanzíííínnig. Weet je wat echt waanzinnig is, de mateloze presentatie- en prestatiedwang. Dat is de gesel van deze selfie-generatie. Iedereen móet bijzonder zijn. Iedereen wil ook maar in Amsterdam wonen, het epicentrum. Ja, van wat? Ik heb juist een zwak voor keuterdorpjes. Elf jaar geleden heb ik Petra uit Heerlen leren kennen. Een liefde voor eeuwig en altijd. We verhuisden eerst naar Asenray en wonen nu in Haelen. Héérlijk! Rust, ruimte en vier keer per dag de stemmetjes van kinderen die naar de nabijgelegen school fietsen. Wat wil een mens nog meer om gelukkig te zijn.
Reïncarnatie
Hier zou je oud kunnen worden, maar dat gaat mij niet gebeuren. Ik heb nog zoveel energie, nog zoveel plannen. Ik ben een open boek, maar heb ook één geheim: m’n leeftijd. Die zal ik nooit publiekelijk prijsgeven. Ik wil namelijk gezien en beoordeeld worden zoals ik ben, zoals ik overkom en niet bij voorbaat in een hokje worden gestopt dat bij een bepaalde leeftijd hoort.
Mijn ergste nachtmerrie is wegkwijnen in een bejaardenflat achter de geraniums. Maar mocht het einde dan toch ooit komen, dan ga ik met vertrouwen. Je maakt mij niet wijs dat wij mensen al die ‘ellende en verdriet’ moeten doorstaan, enkel om een pakketje genen door te geven aan een volgende generatie. Ik reken waarachtig op een leven na de dood. En op m’n begrafenis mogen ze dat bekende liedje van Ben Cramer spelen: Hij was maar een clown. Misschien is dat nog mooier dan dat ik voortleef als schrijver. Alhoewel…