Het Mortelplein, ons voetbalveld en wielerbaan
Ludiek protest tegen de zandbergen
op het Mortelplein
Door Bert Heijnen.
Ik was tien, twaalf jaar of wellicht iets jonger of ouder? Precies weet ik het niet meer. Maar het was in de periode dat het Mortelplein ‘ons’ sportpark was. Daar voetbalden we en gebruikten we de ringweg rond het plein als wielerbaan. Maar jong als we waren, wilden we de gemeentelijke overheid imponeren met een ludiek protest tegen het storten van overtollige bouwgrond op ‘ons’ voetbalveld. Ze hadden het veld veranderd in een kleine Alpe d’ Huez.
Het meest aansprekende gebouw rond het Mortelplein was de VGLO-school. Het was niet zozeer de architectuur van het pand dat imponeerde, veel meer haar gebruikers: de meiden van onze leeftijd. Om hun aandacht te trekken wilden we wel een extra ‘dribbel’ of passeerbeweging maken. Wanneer de school uitliep en al die kwebbelende monden hun lachende blikken op ons richten, speelden we onze beste wedstrijd. In het boek: ‘Honderd Eeuwen Swalmen’ van Meester Ramakers lees ik dat de school in 1957 werd gebouwd, later werd het bibliotheek.
Een aantal van de omliggende bewoners herinner ik me nog goed. Komende vanaf de Lambertusstraat lag rechts op de hoek Schildersbedrijf Schreurs, nu Schildersbedrijf Clumpkens. De rechterkant van het Mortelplein was destijds grotendeels een kale vlakte. Enkel vooraan op de hoek, richting de Moutfabriek, lag het huis van Geeraets. “De ‘heering’’ noemden mijn ouders hem, vraag me niet waarom. Hij was verzekeringsadviseur. In dat huis of mogelijk ernaast woonde ook ene periode Jo Janssen, de koster uit Beesel. Een bijzonder prettig man, die ik kende omdat ik misdienaar was. Hij is helaas te jong verongelukt.
Politieagent Smeets
Links op de hoek voorbij de VGLO-school woonde onderwijzer Christiaans en aan de overkant van het plein herinner ik me nog de politieagent Smeets. We kregen het met hem aan de stok wanneer weer een bal ergens in de tuin belandde, of erger nog, een te hard geschoten bal bij Schilder Schreurs op de eettafel belandde. Voor de schilder betekende het extra omzet, hij zette er met plezier een nieuwe ruit in. Voor ons betekende het een stevige berisping van politieagent Smeets en enkele weken geen zondagsgeld, want pa moest dokken.
Houthandel Suilen
In de hoek van het plein, naast Smeets, zag je de silhouetten van de houtopslag van Houtfabriek Suilen. De entree van de fabriek lag tegenover het station, waar vóór de fabriek de opslag was van ruwe onbewerkte bomen. Aan de Mortelzijde lagen de gezaagde planken klaar voor aflevering.
‘Ons’ voetbalveld
Het plein was een verzamelplaats van jongens uit de verschillende wijken van Swalmen die er kwamen voetballen. Als jongens uit het centrum van het dorp voelde het plein als ‘onze thuishaven’. Tot de gemeente het, zonder respect voor onze voetbalescapades, nodig vond er de overtollige grond uit de omliggende bouwpercelen op te slaan.
Echter creatief als we waren, lieten we dat niet over ons heen gaan en organiseerden een ludieke protesttocht. Vanaf de Hoogstraat trokken we in een begrafenisstoet naar de Mortel. Voorop iemand in zwart gehuld met een groot houten kruis. Daarachter droegen zes jongens een kist voorstellende ons ‘gestorven’ voetbalveld. Daar weer achter de voetballers en tal van andere sympathisanten uit de wijk, in rouwkledij en hun meest bedroefde en uitgestreken gezicht aannemend. Het beeld is me altijd bijgebleven. Waarom? Het zei iets over hoe eensgezind we voelden dat de gemeentelijke overheid ons iets af had genomen, en dat op een ludieke wijze wilden laten blijken.
Ik keek in de koplampen van de auto van Van Gend en Loos
Vanaf die tijd legden we ons toe op het organiseren van wielerwedstrijden rond het plein. Een wedstrijd werd me bijna fataal. Met het hoofd diep gebogen over het stuur streden we met een enorm fanatisme om de overwinning. Want langs de kant keken nog steeds ontluikende VGLO-meiden toe, die selectief een voorkeur hadden voor de winnaar.
Tot een vrachtauto van Van Gend en Loos (Engelen uit de Lambertusstraat was agent van VG&L) uit de richting van de Lambertusstraat recht op me afkwam. Met de blik op oneindig bemerkte ik hem pas toen hij op luttele meters was genaderd. In de overgave van de wedstrijd gingen de schreeuwen van de jongens en meisjes langs de kant volledig aan me voorbij. Net op het moment dat de vrachtauto me met zestig kilometer per uur leek te scheppen, keek ik in de felle koplampen van de vrachtwagen. In een reflex wist ik het stuur om te gooien om een enorme klap te voorkomen. Behoed door een engeltje, overheerste na de eerste schrik te hebben overwonnen, toch het gevoel dat ik niet de winnaar was.